LEZING BESTUURSRECHTELIJK HANDELEN I.P.V. STRAFRECHTELIJK DENKEN
Doelgroep: managers en leidinggevenden binnen de (rijks)overheid
Het strafrechtelijk denken treedt al gauw op de voorgrond als er vermoedens bestaan dat een ambtenaar strafbare feiten zou hebben gepleegd op/tijdens het werk en daarbuiten. Dan is de neiging aanwezig om aangifte te willen gaan doen. Dat is op zich een mogelijkheid maar dan geeft men er de voorkeur aan om de maatschappij, via de strafrechter, iets te vinden van die gedragingen / handelingen van de desbetreffende ambtenaar. Waar blijft dan de verantwoordelijkheid van de organisatie zelf? Immers, invloed uitoefenen op het OM is minimaal. Maar het bestuursrechtelijk handelen is wel degelijk een (legitieme) mogelijkheid om die gedragingen/handelingen intern ter discussie te stellen. Daartoe heeft ieder (rijks)overheidsorgaan instrumenten tot haar beschikking die minstens net zo effectief kunnen zijn als de maatregelen die in het strafprocesrecht genomen kunnen worden.
Daar gaat deze lezing over. De instrumenten die ieder (rijks)overheidsorgaan tot zijn/haar beschikking heeft om los van het strafprocesrecht tot effectieve daden te kunnen komen. Als een strafrechter niet tot de overtuiging kan komen dat de verdachte (de ambtenaar) tot dader kan worden betiteld, wil dat nog niet zeggen dat zijn gedragingen/handelingen niet ter discussie kunnen komen te staan. Het gaat er intern niet om dat strafbare feiten (overtredingen of misdrijven) ter discussie komen te staan, maar het gedrag (of het nalaten daarvan) van de desbetreffende ambtenaar.